Onze derde dag op Bali begon al met een lach bij – hoe kan het ook anders – Another Fucking Cafe. Geen idee wie de naam bedacht heeft, maar het werkte: we stonden binnen no-time te gniffelen over de menukaart. Een sterke cappuccino heette een Fuckuccino, en bij drie Long Blacks kreeg je een Flat White cadeau. Logisch toch? Het ontbijt was top, de koffie sterk genoeg om een paard omver te blazen, en we waren klaar voor actie. Al hadden we stiekem ook best een souvenir willen meenemen. Wie wil er nou geen mok met “Another Fucking Morning” erop?
Vol goede moed stapten we in de auto bij onze privéchauffeur, die voor het gemak door het leven gaat als “niet-Frans”. Onze eerste stop: de Tegenungan Waterfall, dé plek om te zwemmen en af te koelen. Dat was tenminste het plan. Helaas dacht de waterval daar anders over; door de regen brulde het water zó hard naar beneden dat het leek alsof Moeder Natuur even op de turbo had gedrukt. Zwemmen verboden, tenzij je een carrière als stuntman ambieert. Dus daar stonden we, onderaan de waterval, flink onder de indruk van het natuurgeweld.
Maar natuurlijk niet zonder eerst een workout van jewelste: talloze trappen naar beneden, waarbij oma (84!) iedereen het nakijken gaf. Ze huppelde als een jonge gazelle, vooral dankzij de belofte dat er een lift terug naar boven zou zijn. En die lift was er inderdaad… maar eerst moest ze nog een extra klim maken om erbij te komen. De rest van ons mocht gewoon alles lopend doen. Inclusief Jeroen, die dus toch nog bij de “jonkies” hoort. Laat ik je vertellen: in deze drukke hitte was het echt wel een uitdaging al die hoge ongelijke treden.
Gelukkig hadden we een troostprijs in de vorm van de Blangsinga Glass Bridge. Dit is niet zomaar een brug – nee, deze brug is van glas en hangt hoog boven de diepe kloof naast de waterval. Ideaal voor foto’s en misschien iets minder ideaal voor Helma, die hoogtevrees heeft. Maar voor we daarover konden stressen, gingen we eerst met rubberbanden van een glijbaan met wieltjes. Het werd een wilde race. Helma versloeg Esmee met gemak, maar sloegen beide bijna achterover bij de eerste hobbel en konden een gil en kneiter hard lachen niet onder drukken. Daan besloot vals te spelen door Jeroen naar achteren te trekken. Het resultaat? Chaos en heel veel gelach, want niemand kwam netjes beneden.
Toen was het tijd voor de brug. Op blote voeten, zoals het hoort, schuifelden we over het glas. Helma overwon haar angst en poseerde zelfs voor foto’s – een prestatie van formaat. Het uitzicht was adembenemend, en de jungle onder ons leek wel een schilderij.
Na al dat geklauter was het tijd om te eten. Niet-Frans bracht ons naar een top locatie! een verassing voor ons allemaal de Bebek Tebasari Resto, een droom van een restaurant waar we onze eigen privéhut hadden, midden in de rijstvelden en boven het water. Het voelde alsof we in een Balinese ansichtkaart waren gestapt. Het eten? Hemels. De gerechten waren zo lekker dat we bijna vergaten dat we ooit weer op moesten staan.
Onze laatste stop was de Taman Ayun Temple, een plek vol rust en prachtige Balinese architectuur. Bij binnenkomst kregen we een sarong om van de toeristen politie, want hier moet je gepast gekleed zijn: schouders bedekt en geen blote benen. Eenmaal binnen waanden we ons in een serene oase, terwijl we door de tuinen liepen en genoten van de indrukwekkende tempel.
De avond eindigde met een poging tot Grab, een soort Uber voor eten. Helaas was de app in een chagrijnige bui en wilde hij niet meewerken. Na een halfuur prutsen en hongerig naar het scherm staren, gaven we het op en liepen we naar de burgertent om de hoek. Geen haute cuisine, maar op dat moment precies wat we nodig hadden.
Doodmoe, maar met een lach, kropen we ons bed in. Morgen gaan we naar Ubud, voor een nieuw onderkomen en nieuwe avonturen!
Daan en Jeroen
Reacties
Een reactie posten